Grote steden in Nederland veranderen in rap tempo wat betreft de samenstelling van de bevolking. Sinds 2011 is Amsterdam bijvoorbeeld een zogenaamde majority-minority stad: minder dan 50% van de bevolking is van Nederlandse afkomst en wonen er 176 nationaliteiten in de stad. Het resultaat van deze toegenomen diversificatie wordt aangeduid met de term superdiversiteit en het is een gegeven dat de bevolkingsopbouw van steden als Amsterdam niet zomaar te veranderen zijn. Hoe zorgen we ervoor dat in deze nieuwe realiteit mensen van verschillende achtergrond samenleven en hoe zorgen we ervoor dat de tweede generatie zich niet verloren voelt? Cruciaal daarbij is de mate waarin de tweede generatie sociaaleconomisch en sociaal-cultureel emancipeert. Zo’n scenario is waarschijnlijker daar waar meer gelijke kansen voor migranten en hun kinderen bestaan.
Tweedegeneratiemigranten en het onderwijs
Dit boek richt zich, naast arbeidsmarkt en een meer algemene beschouwing op een superdiverse samenleving, ook nadrukkelijk op het onderwijs. De auteurs van dit boek beschrijven specifiek de situatie van tweedegeneratiemigranten en kijken naar de verschillen in integratie-uitkomsten tussen verschillende Europese landen. Er bestaan bijvoorbeeld grote verschillen tussen uitstroom naar het hoger onderwijs, dat wordt veroorzaakt door een verschil van inrichting van onderwijs in de verschillende Europese landen en maar in beperkte mate door de kenmerken van ouders. Dat is een belangrijk inzicht in het huidige integratiedebat: daar ligt de nadruk vooral op de kenmerken van eerste generatie ouders en wat die kenmerken betekenen voor het schoolsucces van hun kinderen. M.a.w.: aan de ouders kan beperkt worden ‘gesleuteld’.