Deze Amerikaanse studie concentreert zich op gezinnen met een lage sociaal-economische status waarvan de kinderen tijdens de voorschool deelnemen aan een speciaal onderwijsprogramma. Het programma focust op een versterkt educatief thuismilieu door het afnemen van thuisbezoeken, maar liefst zestien thuisbezoeken per deelnemende ouder, verspreid over een periode van ongeveer een jaar. De vraag van de onderzoekers is of deze intensieve vorm van huisbezoeken bijdraagt aan verbeterde ouder-kind interacties en de taalontwikkeling van de kinderen.
In deze studie deden twee groepen mee: een groep met ouders en kinderen die alleen het speciale onderwijsprogramma volgde, en een groep die hetzelfde programma volgde en daarbij extra huisbezoeken kreeg. De kinderen waren gemiddeld 4,5 jaar oud. Tijdens de huisbezoeken werd specifiek gefocust op activiteiten die gericht waren op de beginnende geletterdheid van kinderen, op interactief voorlezen en op meer ouder-kind conversaties. Belangrijk hierbij was dat ouders gesteund werden door de medewerkers van het onderzoeksprogramma: zij gaven feedback op de ouders, legden de activiteiten uit en deden ze ook voor.
Een belangrijke uitkomst van het onderzoek was dat de beginnende geletterdheid van de kinderen in de voorschool toenam (zoals letterherkenning en het correct verklanken van letters). Ouders gaven zelf aan dat ze vaker met hun kinderen spraken en interactiever voorlazen.