Intergenerationele laaggeletterdheid is een sociaal-cultureel verschijnsel: ongeletterde ouders creëren ongewild een thuissituatie waardoor de lees- en schrijfontwikkeling van hun kind niet gestimuleerd wordt. Hierdoor ontstaat een kringloop van ongeletterdheid.
Verhalen zelf bedenken
Onderzoek wijst uit dat opleidingsniveau, geletterdheid en taalvaardigheid van ouders geen effect hoeft te hebben op de steun van de leesontwikkeling van het kind. Als de ouder niet kan lezen, kan hij toch een boek ‘voorlezen’ door zelf een verhaal bij de plaatjes te verzinnen. Op die manier kan de ouder voortbouwen op wat ze wèl kan: praten. Wanneer de verbeelding op deze wijze wordt ingezet, wordt de kwaliteit van de talige interactie met het kind verhoogd.
Dialogic reading
Ouders kunnen ook ‘dialogic reading’ technieken toepassen. Het kind ‘leest een prentenboek voor’, de ouder stelt daarbij ‘wat’-vragen, herformuleert wat het kind zegt en breidt de uitingen van het kind uit, maar blijft steeds de ‘volger’ in de dialoog. Hierdoor verbetert de lengte van de zinnen van het kind en wordt de woordenschat complexer en expressiever. Deze technieken moeten aan ouders worden geleerd.
Voorbeelden van dialogic reading
- Het aanwijzen van voorwerpen in de omgeving terwijl je met het kind praat.
- Spreken in lange zinnen. De MLU (mean length of utterance) van een kind is voorspellend voor de latere taalontwikkeling van een kind. Een kind hoort de lengte en complexiteit van de zinnen van de ouders en probeert zelf ook langere zinnen te maken.
- Complete (vraag)zinnen gebruiken. Het is waarschijnlijker dat kinderen dan in langere woordgroepen en uitingen antwoorden.
- Taal en spel combineren. Interactie met behulp van speelgoed zorgt voor meer spontane uitingen.
Overigens is het ook belangrijk dat ouders ‘gewone interactie’ (een tweegesprek) met hun kind hebben, omdat dit de taalontwikkeling vergroot.